Faalangst is de angst om negatief beoordeeld te worden door anderen.
Faalangst
Een aantal jaren geleden meldde zich een jongedame van 28 jaar bij mij. Ze had geneeskunde gestudeerd en was bezig zich te specialiseren. Het ging echter niet zo goed met haar opleiding. Ze kreeg haar opdrachten niet op tijd af. Ze kon soms uren met een opdracht bezig zijn zonder resultaat. Opdrachten werden pas ingeleverd als het perfect was. Ze kreeg last van buikpijn bij de gedachte aan een tentamen en lag de hele nacht te piekeren. Ze was constant moe, voelde zich opgejaagd en irriteerde zich aan alles. En als ze tijdens een tentamen het antwoord op een vraag niet wist, raakte ze in paniek. Ze vond het lastig om antwoord te geven op vragen die werden gesteld door een professor of iemand die hoger in de hiërarchie stond. Ze klapte dicht, begon te zweten, kon niet meer helder nadenken en rafelde het antwoord af ondanks het feit dat ze haar theorieën goed kende en veel parate kennis had. Achteraf werd ze dan boos op zichzelf. Ze nam het zichzelf erg kwalijk dat ze haar kwaliteiten niet had kunnen laten zien terwijl er wel een mogelijkheid daartoe was. Ze had het idee dat iedereen haar maar een beetje dom vond en ze ging artsen en professoren vermijden die haar werk beoordeelden.
Faalangst is de angst om negatief beoordeeld te worden door anderen. Als wij het idee hebben dat wij negatief beoordeeld worden, bouwt zich een spanning in ons op. Als deze spanning te groot wordt, kan dit ten koste gaan van onze prestatie. Of je prestatie is goed, maar je voelt je daarna leeg of uitgeput – je bent helemaal op.
Een beetje faalangst hoort erbij, het zorgt voor een goede prestatie. Je staat dan op scherp en doet extra je best. Je lichaam maakt adrenaline aan, het stresshormoon dat nodig is om goed te presteren. Je kunt je daardoor goed concentreren. Meestal verdwijnen de fysieke symptomen na een tijdje als je opgaat in wat je aan het doen bent.
De kern
Om terug te komen op mijn cliënte: we zijn op zoek gegaan naar de kern van het probleem zodat we tot een werkdiagnose konden komen. In onze zoektocht liepen we aan tegen een aantal belangrijke zaken die mogelijk haar gedrag zouden kunnen verklaren. Zo kwamen wij erachter dat ze te beschermd was opgevoed. Ze mocht weinig buiten spelen en nooit kinderen mee naar huis nemen. Haar ouders hadden een winkel waarmee ze het erg druk hadden. Al heel vroeg was voor haar bepaald dat zij geneeskunde zou gaan studeren, terwijl ze zelf naar de kunstacademie wilde.
Uit onderzoek blijkt dat kinderen die te beschermd worden opgevoed vaker last hebben van psychische problemen later, dan kinderen die meer worden losgelaten door hun ouders. Om uit te kunnen groeien tot zelfstandige, stabiele volwassenen is een zekere mate van vrijheid in de opvoeding belangrijk.
Schuldgevoelens
De ouders van mijn cliënte, met name haar moeder, waren zeer streng en vonden dat ze niet voldoende haar best deed op school. Haar moeder vond dat zij als oudste kind het voorbeeld moest geven aan haar jongere broer en zusjes en daarom hoge cijfers moest halen. Haar moeder nam geen genoegen met lage cijfers. Als klein kind kwam mijn cliënte daarom met knikkende knieën naar huis als zij een onvoldoende of net aan een voldoende had voor een proefwerk. Om lage cijfers te voorkomen ging ze heel hard studeren voor haar toetsen. Dit doet ze nog steeds, en de druk die ze destijds voelde, voelt ze nog steeds. Ze woont niet meer thuis en haar moeder controleert haar niet meer, maar ze werkt nog steeds hard voor hoge cijfers. Ze wilde na de middelbare school op kamers gaan wonen maar kreeg hierover ruzie met haar vader. Ze verbrak daarop het contact met haar vader en ging op kamers wonen tot het moment dat ze werd gebeld door haar moeder. Die vertelde dat haar vader was overleden aan een hartinfarct. Mijn cliënte voelde zich schuldig over de dood van haar vader. Ook ten aanzien van haar moeder, broertje en zusjes voelde ze zich schuldig. Ze had het idee dat zij haar vader had kunnen redden als zij thuis was blijven wonen. Ze had het gevoel alsof ze gefaald had als dochter en zus. Op de middelbare school had ze een keer een aanvaring gehad met een docent die geneigd was haar kritisch te beoordelen. Ze weet zich deze gebeurtenis nog heel goed voor de geest te halen en neemt het zichzelf nog steeds kwalijk dat ze naar haar inziens niet goed had gehandeld. Ze vond namelijk dat zij de aanvaring had kunnen voorkomen.
Burn-out
Faalangst kan op den duur leiden tot een burn-out. Dit overkwam ook mijn cliënte. Zij kwam van haar opleiding af en moest zich gaan specialiseren in een werkomgeving waarvan zij het idee had dat zij alles zelf moest uitvinden. Ze had het idee dat ze niet goed was ingewerkt en wist niet zo goed waar ze aan toe was. De onzekerheid waarvan ze sinds haar kinderjaren last had, werd door deze situatie alleen maar versterkt. Vanwege haar onzekerheid had ze moeite met het bewaken van haar grenzen. Ze ging vaak tot laat door, maakte veel overuren en er was weinig ruimte voor ontspanning. Op een gegeven moment was ze zó vermoeid dat ze zich niet meer kon concentreren. Als ze een stukje tekst moest lezen, wist ze halverwege het verhaal al niet meer waarover het ging. Ze stortte in toen ze een negatieve beoordeling kreeg van haar opleider.
Vermijden
Uit onze gesprekken en vragenlijsten kwam naar voren dat mijn cliënte zich niet autonoom voelde. Ze piekerde veel, voelde zich schuldig, schaamde zich voor haar gedrag en had moeite om haar grenzen aan te geven. Zij vond de mening van anderen belangrijk en kon slecht omgaan met negatieve feedback. Ze ging voor anderen invullen hoe zij over haar dachten en ging zich ook daar ook naar gedragen. Ze had het idee dat haar moeder haar de dood van haar vader kwalijk nam en dit resulteerde erin dat ze weer thuis kwam wonen. Zo probeerde ze haar moeder te helpen in de opvoeding van haar jongere broer en zussen. Ze ging haar opleiders vermijden omdat ze dacht dat die haar niet slim genoeg vonden. Ze vermeed juist díe personen die haar wat konden leren. Hierdoor ontnam zij zichzelf de kans om van hen te leren, terwijl dat juist haar doel was. Tenslotte zat zij daar in opleiding, maar door haar vermijdingsgedrag leerde ze onvoldoende omgaan met lastige situaties.
In ons hoofd hebben we vaak een voorstelling van wie anderen zijn en hoe zij ons zien. Wij denken te weten en te voelen wat de ander van ons vindt en of ze ons goed- of afkeuren.
De therapie
In de behandeling zijn wij aan de slag gegaan met Cognitieve gedragstherapie. Hierdoor kreeg mijn cliënte zicht op haar denkpatronen. Ze leerde onderzoeken hoe haar gedachten samenhingen met haar gevoelens en gedrag. Ze leerde gedachten die ongewenste gevoelens gaven om te buigen naar gedachten die wél gewenste gevoelens met zich meebrachten.
Naast Cognitieve gedragstherapie zijn we ook met Acceptance and Commitment Therapy aan de slag gegaan. Het meest uitdagende was om samen met haar te oefenen om in het hier en nu te leven in plaats van het verleden of de toekomst. Het doel hiervan was om het piekeren, wat voor de spanning zorgde, te voorkomen. Ook ging mijn cliënte drie keer per week één uur sporten met als doel de stress te verminderen.
Ze heeft een half jaar nodig gehad om te herstellen. Vervolgens heeft ze haar opleiding weer opgepakt en inmiddels zelfs afgerond. Ze werkt nu voor een organisatie waarin ze zichzelf kan vinden. Ze soms nog steeds het idee dat ze negatief beoordeeld wordt, maar heeft daar nu weinig last van. Ze heeft leren omdenken!
Als je faalangst hebt, probeer er iets aan te veranderen. Het leven kan een stuk leuker zijn zonder de angst om te falen.