Sociale angst

Sociale angst

Sociale fobie (of sociale angst) is de hardnekkige angst voor één of meerdere situaties waarin iemand wordt blootgesteld aan mogelijke kritische beoordeling door anderen en waarin hij of zij bang is zich belachelijk te maken. Voorbeelden hiervan zijn spreekangst, trillen of blozen in sociale situaties of de angst dat wat iemand zegt zal leiden tot afwijzing. De meeste sociaal fobici zijn bang voor verschillende sociale situaties. Er zijn mensen die sociaal angstig zijn en ook daadwerkelijk beperkt sociaalvaardig zijn. Aan de andere kant zijn er ook mensen die sociaal angstig zijn, maar beschikken over ruim voldoende sociale vaardigheden. Ook schatten sociaal fobici hun eigen gedrag niet altijd realistisch in. Doordat ze zo met zichzelf bezig zijn, hebben ze weinig oog voor hun omgeving. Wat op zijn beurt weer kan leiden tot minder sociaalvaardig gedrag (je hoort bijvoorbeeld niet wat er gezegd wordt in een gesprek, waardoor je niet goed kunt reageren). Sommige mensen met sociale fobie lijden zo onder hun angst dat ze sociale gebeurtenissen bij voorkeur vermijden. Dit kan leiden tot ernstige beperkingen in het functioneren, bijvoorbeeld op het gebied van werk, maar ook in het sociale verkeer.

Hoe vaak komt een sociale fobie voor?

Hoewel veel mensen last hebben van sociale angst of verlegenheid gaat het hier meestal niet om een sociale fobie. Het komt in Nederland ongeveer onder 8 % van de bevolking voor dat er sprake is van een sociale fobie. Gemiddeld even vaak bij mannen als bij vrouwen.

Behandelmogelijkheden

De voorkeur gaat in het algemeen uit naar een psychologische behandeling, zeker als je regelmatig te maken krijgt met de gevreesde situatie. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer je spreekangst hebt en een keer een speech moet houden. De psychologische behandeling van sociale fobie bestaat uit verschillende vormen van cognitieve gedragstherapie. Deze behandeling kan bestaan uit sociale vaardigheidstraining, gedragstherapie, cognitieve therapie of taakconcentratietraining.

In een sociale vaardigheidstraining worden allerlei verschillende aspecten van sociaal gedrag geoefend. Je leert met behulp van rollenspellen en huiswerkopdrachten hoe je moet luisteren naar en hoe je het beste oogcontact kunnen maken met gesprekspartners. Ook leer je hoe je een gesprek kunt beginnen, een verzoek kunt doen en kritiek kunt uiten. Sociale vaardigheidstraining wordt het meest geadviseerd als je over onvoldoende sociale vaardigheden die in het dagelijks leven nodig zijn beschikt. Training in sociale vaardigheden is echter ook geschikt als je de vaardigheden op zich wel beheerst maar die deze niet durft toe te passen in de praktijk. Waarschijnlijk neemt je zelfvertrouwen door de training toe.

Een veel gebruikte gedragstherapeutische behandeling is stapsgewijze blootstelling aan angstwekkende situaties. Deze wordt ook gebruikt bij sociale fobie, met name wanneer je geneigd bent veel situaties uit de weg te gaan. Met behulp van een zogeheten angstladder worden sociale situaties gescoord op de mate van angstwekkendheid van 0 tot 10. Zo wordt een stappenplan gemaakt van minder gevreesde naar steeds angstiger situaties. De bedoeling is dat je een voor een de sociale situaties uit de angsthiërarchie gaat oefenen. Door de vermijding te doorbreken daalt de angst geleidelijk en raak je gewend aan de spanning die de situatie oproept, waardoor deze uiteindelijk verdwijnt.

Cognitieve gedragstherapie is gericht op de overtuigingen die je hebt die angstig maken, bijvoorbeeld op het idee dat anderen kritiek zullen leveren. De negatieve overtuigingen die in sociale situatie angstig maken, worden, eventueel met behulp van registratieopdrachten, opgespoord. Bij sociale fobie gaan die meestal over het negatieve oordeel dat anderen over je zouden kunnen hebben. Vaak hebben sociaal fobici last van een negatief zelfbeeld, wat ook onderdeel van de behandeling kan zijn. Door vragen te stellen over de negatieve overtuigingen wordt gekeken hoe rationeel en helpend een overtuiging is. Ten slotte worden samen meer realistische en minder angstwekkende gedachten geformuleerd. Je zal deze nieuw geformuleerde gedachten en interpretaties vaak niet meteen als zeer geloofwaardig beschouwen. Daarom zal er ook geoefend gaan worden met nieuw gedrag waarbij de nieuwe interpretaties getoetst worden in de dagelijkse werkelijkheid.

Mensen met een sociale fobie hebben vaak last van een zogenaamd verhoogd zelfbewustzijn. Dat wil zeggen dat zij sterk op zichzelf letten en zichzelf in sociale situaties beoordelen door de ogen van anderen.  Taakconcentratietraining is erop gericht om je te leren je aandacht naar buiten te richten, op de taak waar je mee bezig bent. Op die manier wordt de aandacht weggehaald van jezelf en de ‘doe ik het wel goed?’ vraag.
Een therapie bij sociale fobie duurt tussen de 8 en maximaal 25 sessies, afhankelijk van de ernst en duur van de klachten. Iemand die al lang en in verschillende situaties sociale fobie heeft, zal meer sessies nodig hebben dan iemand die nog maar kort last heeft van een specifieke sociale fobie. Meer dan 50% van de mensen met een sociale fobie heeft baat bij psychologische behandeling.

Komt het niet zo vaak voor dat je geconfronteerd wordt met een sociale situatie die je vreest, dan kan in overleg met evengoed worden gekozen voor het incidentele gebruik van medicatie.
Lees hier meer over cognitieve gedragstherapie ›
Lees hier meer over een negatief zelfbeeld ›

Samen met de psycholoog wordt gekeken in hoeverre de angst voor de fobische situatie rationeel is. Meestal weten mensen dat het niet altijd realistisch is wat ze denken, bijvoorbeeld in het geval van een spinnenfobie, wanneer iemand vreest dat de spin hem zal doden. Soms is het wat gecompliceerder. Er bestaan bijvoorbeeld wel honden die bijten en er worden mensen getroffen door de bliksem.

Er wordt een angsthiërarchie opgesteld. Samen met de psycholoog wordt er een lijst gemaakt van situaties waarvoor je bang bent. Die situaties worden op volgorde gezet naar oplopende moeilijkheidsgraad.

Er worden met de cliënt afspraken gemaakt om stelselmatig de situaties uit de angstladder te gaan opzoeken: eerst de relatief gemakkelijke situaties, daarna de moeilijke. De cliënt moet immers vertrouwd raken met zijn  angstwekkende situatie. Daartoe moet hij of zij net zo lang in de gevreesde situatie blijven totdat de angst voldoende is verminderd. ‘Blootstellingoefeningen’ worden soms gedeeltelijk binnen de sessies maar ook thuis uitgevoerd. Wie vrees heeft voor honden kan samen met de psycholoog plaatjes kijken van honden en eventueel de straat op gaan om een hond te aaien. Een cliënt met een spinnenfobie kan in tijdens de sessie worden blootgesteld aan spinnen in glazen potjes. Zodra de angst voor spinnen in gesloten potjes voldoende is afgenomen, kunnen de potjes worden geopend. Alle stappen in de blootstelling worden vooraf duidelijk besproken.

De huiswerkoefeningen worden steeds met de psycholoog besproken. Er worden nieuwe afspraken gemaakt over de volgende stap op de angstladder. Dit wordt net zo lang voortgezet totdat de specifieke fobie voldoende is overwonnen.

Er wordt gekeken naar irrationele overtuigingen die je hebt en er wordt geleerd deze kritisch te beschouwen. Mensen met bloed,- injectie-, en letselfobie vallen eerder flauw dan mensen met andere angststoornissen. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door een biologisch mechanisme: bij het zien van bloed laat het lichaam automatisch de bloeddruk dalen. Daardoor kan de wond sneller helen. Een te snelle bloeddrukdaling leidt echter ook tot flauwvallen. Veel mensen met een bloed,- injectie- , en letselfobie zijn juist erg bang om flauw te vallen. Daarom leren mensen al in de eerste fase van de behandeling een vaardigheid aan die zorgt voor een tijdelijke bloeddrukverhoging. Zo wordt het risico om daadwerkelijk flauw te vallen bij het zien van bloed teruggedrongen. Het is een eenvoudige vaardigheid die ‘toegepaste aanspanning’ of in het Engels ‘applied tension’ heet. Ze bestaat uit het aanspannen van een aantal spieren in het lichaam. ‘Toegepaste aanspanning’ moet worden toegepast tijdens de blootstellingoefeningen.
Lees hier meer over cognitieve gedragstherapie ›